Beste wandelaars,
Bon siman.
De laatste loodjes.... Ik had het kunnen bedenken, want ik had een klein zaagje bij me. Het pad voerde ons naar de toppen van de Seru Bientu. 210 meter de hoogste. Omhoog, omhoog klimmen tot je er bij neervalt, maar vallen mag niet, want dan is de ellende niet te overzien. En mijn moeder had me nog zo gewaarschuwd. Omhooggaand viel niet tegen.
Bij de eerste heuveltop met uitzicht hielden we een een drinkstop. Het woei flink, maar daar is het ook de windberg voor. Mijn pet heb ik op een gaatje kleiner gezet, want ik dacht zometeen moet ik mijn pet achterna.
De Sabalpalmen -de flamito's- stonden in weer en wind of ze geen last hadden. De palmbladen bleven op zijn plaats, maar er lagen ook een heleboel bruine verdorde bladeren op de grond.
We zagen het zusje van de Oliba. De peultjes waren oranje gekleurd. We hebben er een foto van genomen voor het nageslacht. Na een slokje en een snoepje op de top begonnen we aan de afdaling.
Dit leek een fluitje van een cent. Maar o.o.o. wat vergisten we ons hierin. Afdalen is lastiger dan klimmen. Want voordat je weet daal je sneller af dan dat je je benen kunt neerzetten. Dat is ook niet de bedoeling, want we willen er geen wedstrijdje van maken wie het eerst beneden is. De schoeisels met het beste profiel hebben gewonnen. Ook de wandelstokken boden een uitkomst, want zo'n derde steunpunt is niet te versmaden.
Dit is in het kort de wederwarigheden van deze tocht. We hebben genoten van de wijdse uitzichten en de bijzondere plantengroei. Tegen donker was iedereen gearriveerd bij het begin.
Ik hoop dat U genoten hebt.
Met een vrolijke wandelgroet, G.K.