Beste Wandelaars,
Het parkeer terrein tussen de twee hoofdpoorten van de Mijn Mij. en Santa Barbara vulde zich meer en meer met autos van de wandelclub. De groep breidde zich uit totdat we het vrolijke aantal van 25 hadden bereikt. Ik had niet gedacht, dat deze wandeling zo populair was, of was het misschien, dat men niet steeds verstek wil laten gaan of dat het avontuur van het onbekende lokte. Boca 19 moet het geweest zijn!
Gelukkig had de security geen bezwaren, daar we geen geasfalteerde wegen bewandelden.
We liepen dan ook regelrecht het Manzanillabos in en langs een gedozerd pad kwamen we op een heuveltje van wel 13 meter aan.
De regenbak die hier stond had geen water en dorst hadden we nog niet.
Het heuveltje af langs een weg geflankeerd met bloeiende Pitas, altijd een fleurig gezicht, voerde ons door een bos van bomenmix. Hoge Olibas en Manzanillabomen en een enkele Mahok voerden de boventoon. Het struikgewas hield de dam en een ruine van een huisje verscholen.
De zon scheen fel en het regende niet. Geen paraplu en parasol te zien, want daar houden de vogeltjes niet zo van. Het restant van de put die we tegenkwamen, verwonderde ons. Geen water en het had vorige week nog zo gebuid.
Op naar Playa Caiketios, daar kwamen we tenslotte voor. We wilden ons vereenzelvigen met die indianen, die hier zeer lang geleden over de vlakte renden. De restanten van schelpen gaf aan dat er een plek aan het water geweest moest zijn die door de Cariben benut werd om te vissen en te jagen.
Het weggetje omhoog bracht ons achter het landhuis, waar we in de voorbereiding van deze tocht twee graftombes ontdekten.
Muisstil werd een bezoekje afgelegd, maar dat moet wel eens anders geweest zijn gezien het grote aantal flessen, dat rondom de graven verspreid lag. Of zouden de zombies hier een feestje gebouwd hebben. We bespeurden geen afgebrande plekken of tekenen dat hier brua gepleegd kon zijn. Wel een termietennest op een van de tombes.
We wilden niet de bewoners van het naar ons leek onbewoonde landhuis storen, dus huppelden we het paadje weer af dat ons weer naar playa Caiketios leidde. Van hier uit liepen over onverkend grondgebied. De spanning was te voelen en sommigen hadden pareltjes van zweet op hun voorhoofd staan. Gelukkig hadden een paar wandelaars een knipschaartje meegenomen, want af en toe was doorgang wel erg nauw.
Over prachtig zeegras en langs een geweldige bomenpracht wisten we een geschaafd pad te bereiken, dat enigszins bekend voorkwam, omdat we dat al eerder gelopen hadden.
Op naar de indigobakken. We waren nog zo gewaarschuwd dat dit geen fluitje van een cent was. Maar de voettochters hebben voor hetere vuren gestaan. Over sprokkelhout langs agavebeplanting met zijn scherpe punten en wabis met zijn stekels zwoegden we door de mondi en kwamen bij een gesloten hek uit. Er omheen lagen grote rotsblokken, die we met moeite beklommen om achter het hek uit te komen waar de indigo bakken lagen. Deze bakken waren geheel gevuld met aarde. D buitemuren waren nog vrij gaaf. Er naast lag een diep gat waar water in zat. Je kon zien aan de heuvel van modder ernaast, dat deze uit het gat kwam. Niemand wou zwemmen. Smoesjes van we hebben ons badpak vergeten en er zitten grote krabben in het gat, was de oorzaak.
Even verderop lagen twee reusachtige keien, broertjes of zusjes van de Amerfoortse Kei, hoe die daar gekomen zijn, is voor ons een vraagteken. Het Mahonybos zat er niet meer in, zodat we dat voor een andere keer moeten bewaren.
Boca 19 was een succes, we hadden dorst en alle verhalen over ontberingen kwamen los. Ik heb me op een gegeven moment los moeten rukken, want anders had U dit verslag moeten ontberen. Dat zou geen ramp geweest zijn, zegt U, want het is voor een wekelijks begin een hoop leeswerk en daar zitten we met ons drukke bestaan niet om te springen.
Groetend, G.K.