Bij de slagboom aangekomen, die overigens meer op een erepoort leek, liepen we vrolijk het palmenbos in.
De palmen stonden wel op afstand, maar je kon ze duidelijk zien. Af en toe sloegen we een pad in dat net gedozerd was en naar een put of een magazina leidde.
De seru Kosta stond nog net zo als vroeger in de volle zon te blaken.
Op de kust namen we het weggetje naar de oude steenbrekerij. Bij vorige bezoeken waren hier nog staketsels en overblijfselen van de machines te bespeuren. Helaas is de inzameling van oudijzer populair bij de bevolking, zodat we het moesten doen met wat ijzergruis en vervallen bouwsels , waar de bomen al in begonnen te groeien.
Boca Santa Pretu, een lust om naar te kijken. De hoogopspattende watergolven rolden af en aan, dit ludieke waterspel houd je gevangen, totdat het klokje van gehoorzaamheid je maant om verder te gaan.
Langs een markeringspunt wandelden we over de scherpe stenige kust richting van de Supplados en het spuitgat.
Een herdenkingskruisje wees ons erop, dat het vissen of snorkelen hier niet zonder gevaar is. Wie de ongelukkige is geweest was niet meer te lezen. De foto had de elementen der natuur niet doorstaan.
Bij aankomst van de boca Patrick is het even omschakelen, als je bedenkt, dat dit geen gewone boca is, maar een decorvolle dubbele boca , die in een extra terrestial rolprent niet zou misstaan.
Na enig rondstruinen waarbij je goed moest opletten, dat je geen natte voeten kreeg, hebben we geprobeerd om de middenrots te beklimmen. Eilasie, het was te steil voor mijn oude botten.
Op de weg terug vonden we vreemde sporen. Vermoedelijk hebben de schorpioenen en duizendpoten een vollemaans partijtje gehad.
De weg terug was een fluitje van een cent. Zelfs de Green Tara liet verstek gaan, nou ja op die ene na dan. We vonden onze vervoermiddelen zonder ingeslagen ruiten na 2 3/4 uur terug.
Met een vrolijke wandelgroet, G.K. (foto's en verslag)