Al rondvliegend probeerde een oude zwarte Warawara zijn gebied af te bakenen en met zijn scheeuw ons af te schrikken. Af en toe als hij moe was van al dat geschreeuw, ging hij even op een Cadushi zitten mopperen. Zijn zwarte veren ingetrokken en het koppie scheefkeek hij onverholen naar dat groepje uitslovers die zich een pad baanden, waar eigenlijk geen pad was.
Niets was te bont.
Zou hij jongen hebben ,vroegen wij ons af of doet hij dat omdat het de eerste wandeling van de maand is of wilde hij met dat krijsen zeggen, dat de afzeggers groot gelijk hadden met hun afwezigheid hier.
Diep was de rooi. Het overvloedige water dat vannacht gevallenis, moet zich een uitweg hebben gebaand in een prachtige waterval zich van van de rotsen stortend. Nu was er nog een sijpelend stroompje overgebleven, dat zich voortworstelde naar de rand van het plateau.
Onderweg hadden we een karkas gezien, dat in geen velden ofwegen op een koe leek. Neen die droomkoeien kijken wel uit. Ze springen hooguit van boom tot boom en dan wel met zijn allen tegelijk en wagen zich niet tussen al die puntige rotsjes, zoalswij dromers dat doen.
Het bordje met het opschrift dat er een Bahada in de buurt was deed ons opschrikken. We wilden niet
plotseling van een of andere helling rollen. Apevoorzichtig vervolgden we onze wegen kwamen bij de afdaling aan, die ons richting Kueba Pachi zou leidden.
Terstond werd er een plan de campanje gemaakt. Zullen we of zullen we niet. De tijd en de laatste ervaringen van de afgelopen weken in ogenschouw nemend en daar we voldoende lantaarns bij ons hadden, besloten we het eerste terras af te dalen.
De geweldige panoramas die zich voor ons ontvouwden, waren adembenemend. De vlakte van Hato was een groot meer. Scherp aftekenend zag je het vlieveld met zijn opstijgende en landende vliegtuigen.
De windmolens stonden er een beetje voor Piet Snot bij, want geen wiek bewoog met deze windstilte. De stroomvoorziening stond op een laag pitje. Ik dacht nog even aan onze zaklantaarns en aan onze lichaamsgeluiden.
We stapten flink door. Gelukkig wilde niemand de Bahada bij Kueba Pachi af. Dat scheelde weer een
kwartier. We besloten de Kueba te laten voor wat het was en keerden met rasse schreden terug naar de plaats waar het allemaal begonnen was.
Landhuis Daniël
De pannekoek met leeuwensmaak etc. stond reeds te wachten. Er werd nog heel wat nagepraat over die verschrikkelijke schreeuw van die zwarte vogel.
Mogelijk lijkt een een Meiberg rooi of een Pannekoek wandeling op zijn plaats, daar we het natuurverschijnsel van overstromende rooien kunnen bestuderen.
Overigens houd ik rekening met andere meer spannende suggesties.
Met een vrolijke wandelgroet, groetend.
G.K.(foto's en verslag)