Bij het bordje Noordroute / Oostroute was de keuze van te voren al bepaald. De Noordroute is minder rotspuntig dan de Oostroute, tenminste in de eerste oogopslag, maar het blijft uitkijken om je voeten zo goed mogelijk neer te zetten.
Een afgebrokkelde muur is een aanwijzing, dat hier vroeger heel wat stenen versleept werden.
De agaves en aloe beplanting duiden erop, dat de plantage eigenaar aan landbouw en veeteelt deed. Ook de kapotte jeneverflessen gaven met zekerheid aan, dat het nuttige met het aangename afgewisseld werd. We volgden de door uniek Korsow geel geverfde stenen. Uniek werk. Zodra je een geeltje mist, zit je in de problemen. Na veertig minuten hobbelen, naderden we de rand van het terras. Hier moesten we ergens afdalen.
Bij de rand van het plateau aangekomen, begonnen we met een steile helling af te dalen. De bahada was lastig, maar laverend bracht een ieder het er goed vanaf. De wandelstok als derde steunpunt bewees goede diensten. We hadden een prachtig uitzicht over de kust. Een mooie gave muur liep het land in. De griezel -grotten wachten ons.
Ali Baba en zijn veertig rovers waren in geen velden of wegen te bespeuren, ze zaten waarschijnlijk binnen..
We hadden het gevoel, dat we als eenzame ontdekkingsreizigers langs al die sinistere spelonken moesten, waaruit wellicht een klagelijk geluid zou kunnen komen. Het bespringingsgevoel was in hoge mate aanwezig. De sprookjeswereld van vroeger, begon ons parten te spelen.
We zagen allerlei drakenfiguren in de rotsuitstulpingen en elk moment dachten we, dat ze tot leven zouden kunnen komen. We ploeterden voort met een scheef oog naar de griezels aan de grauwe rotswanden. Af en toe was er ook een aandoenlijk tafereel alsof een reusachtig hoofd een onderliggende beeldschone vrouwe wilde kussen. Het lukte maar niet.
We konden amper het "sesam open U" gevoel onderdrukken. Hoewel, gouden schatten liggen hier niet begraven, hooguit een oude bok. Een knekeltje op ons pad gaf de desolaatheid van deze route aan.
Vorige week was er nog bewondering voor een bloeiende struik, de Palu Pretu. Zijn prettige geur is als die van Jasmijn, maar helaas was de Pretu uitgebloeid.
Wel stond de Lombra blancu nu met haar witte bloemetje in bloei, maar je moet wel goed je best doen om je reukorganen te plezieren.
De grauwe rotswanden vertoonden spelonken met zwarte achterwanden waarin geen teken van de indianen te bekennen was.
De muren bestaande uit koraalsteen liepen ver het land in en eindigden bij een heuveltje. Dit zijn de pilaren waarvan er zo'n stuk of tien langs de noordkant staan. Vroeger in de Spaanse tijd werden deze gebruikt voor het drogen van koeienhuiden.
De zwarte nissen konden ons niet hinderen. Af en toe moesten we diep afdalen in de rooi om tot onze verbazing een mooie grot te vinden. Daniel vond het tijd voor een versnapering, de paprika en de patia. We vielen als leeuwen aan. Dorstverkwikkend en vitamineaanvullend. Onze dank was groot.
De komeheine had zijn eigen nestje in een boom gemaakt. Verlaten nesten van deze termieten worden vaak hergebruikt door Parkieten, hagedissen en ratten als schuilplaats.
De laatste loodjes langs de rotswand en opeens stonden we bij de Bahada Daniel waar we omhoog moesten om de terugweg te aanvaarden. Dit paadje kenden we als geen ander, bizonder rotspuntig, een echte benenbreker. De moeder van de porcelijnkast en de egeltjes hadden de ondertoon gezet.
Apevoorzichtig zetten we voetje voor voetje. Niemand wilde na al die waarschuwingen kennis maken met moeder natuur. Het geluk is met de dommen en de nietwetenden. We strompelden voort met deze wijsheid.
Onze medewandelaars waren voortdurend beducht met hun raad om je hielen te lichten. Ik heb dan ook nooit zo'n hielenoplichterij gezien.
Gelukkig stonden onze autos nog op de parkeerplaats en de meesten hadden geen dorst genoeg om een bezoekje af te leggen bij Jan Francken. Een ieder ging zijns/haars weegs.
Groetend, G.K.