Ieder had gelukkig zijn gasten meegenomen, zodat we toch nog met een redelijk aantal wandelaars aan de Rif st. Marie tocht konden beginnen.
Het oude landhuis geen pan meer op het dak en zelfs de binten en de dakspanten waren niet meer je dat. Daar schrokken we wel even van. De scheefstaande belpalen waren nog niet weggebuldozert.
Rondom kon je nu gemakkelijk de overblijfselen van vroegere tijden bewonderen. De tocht langs de rand van het meer voerde ons naar de indgo bakken. Ook hier was de oorspronkelijke staat flink aangetast.
Onderweg kwamen we de Bringa Mosa ( vechtend meisje ) tegen met een enkel wit bloemetje. De hulpvaardige Flaira stond er naast om pijn en jeuk zo snel mogelijk weg te nemen als door die vervelende Bringa Mosa geprikt bent.
De Oliba droeg een enkel rose bloem.
De peulen van de Watapana lagen op de grond nog bruiner te worden.
De Bruska met zijn vele gele bloemetjes werd door velen gemist en aan de stoffige Tabacco di Pescador miste niemand iets of was zelfs niet opgevallen, want we spoedden ons voort om het buislopen te beoefenen.
De gele oliekering lag er nog voor preventieve doeleinden. Het zou toch niet weer een keer kunnen gebeuren, dat iemand de oliekraan opendraait. Het lukte iedereen om heelhuids zonder natte voetten aan de overkant te komen.
En wat smaakt zo'n slok water dan toch lekker. Het pad langs het meer was beschaduwd en misschien wel daardoor misten velen de oude kalkoven. Gelukkig heb ik nog een foto ervan kunnen maken.
We zagen geen Flamingo in de zoutpannen. Dit kwam doordat we niet om een hoekie kunnen kijken, want ze waren er wel.
Het laatste stukje langs de snelweg is het minst geslaagde. Maar het met levensgrote letters aangegeven dat we in Williwood waren, gaf een Poezieachtig gevoel.
De kerk van Willibrordus bereikten we na 2uur en 20 minuten wandelen. Kelen smeren en op naar huis. Groetend, GK.